De Europese Gemeenschap en de Haagse Conferentie voor het Internationaal Privaatrecht
€105.00 (incl. VAT)
Recent bij Maklu verschenen
Auteur(s): M. Traest ISBN: 9789062158652 In dit boek staat de verhouding van de Europese Gemeenschap tot de Conferentie van Den Haag voor het Internationaal Privaatrecht centraal. Het situeert zich aldus op het grensgebied van het Europees gemeenschapsrecht en het internationaal privaatrecht. Het Verdrag van Amsterdam bracht met zich mee dat de Europese Gemeenschap communautaire normen van internationaal privaatrecht kon aannemen. Intussen werden een aantal nieuwe verordeningen van kracht, waaronder ook de verordening die de omzetting van het oorspronkelijke EEX-Verdrag inhield. Deze recente communautaire activiteit op het vlak van het internationaal privaatrecht, stelt evenwel de verhouding tot de universele eenmaking van het internationaal privaatrecht zoals die reeds sinds meer dan een eeuw plaats grijpt in de schoot van de Conferentie van Den Haag voor het Internationaal Privaatrecht, in een nieuw daglicht. Er rijzen immers prangende vragen, zoals onder meer betreffende de invloed van het subsidiariteitsbeginsel en de mate waarin de Gemeenschap de verdragsluitende bevoegdheid van de lidstaten in de schoot van de Haagse Conferentie heeft overgenomen. Ook rijst de vraag of de Europese Gemeenschap lid zou kunnen worden van de Haagse Conferentie. Dit boek beoogt nu een algemene analyse te verrichten van de verhouding tussen deze twee internationale organisaties in het licht van de regionale en universele eenmaking van het internationaal privaatrecht. Daarbij vormen de verschillende bevoegdheidsgronden waarin het Verdrag van Rome voorziet om tot eenmaking van internationaal privaatrecht over te gaan het vertrekpunt. Er wordt niet alleen onderzocht op welke wijze deze bevoegdheidsgronden zich tot elkaar verhouden, doch tevens wordt nagegaan welke de gevolgen zijn van het communautaire optreden voor de werkzaamheden in de schoot van de Haagse Conferentie. Uiteraard komt daarbij ook de verdragsluitende bevoegdheid van de Europese Gemeenschap aan bod. Verder wordt nagegaan op welke wijze het algemeen gemeenschapsrecht – en in het bijzonder het verbod van discriminatie – een beperking kan zijn voor de toepassing van verdragen van de Conferentie van Den Haag. Het geheel wordt afgesloten met een blik op hetgeen de toekomst kan brengen voor de wijze waarop de beide organisaties zich tot elkaar zouden kunnen verhouden. Over de auteur(s): Michael TRAEST (°1969) behaalde het diploma van licentiaat in de Rechten (Universiteit Gent, 1992), van Master of Comparative and European Law (Rijksuniversiteit Limburg, Maastricht, 1993) en van doctor in de Rechten (Universiteit Gent, 2002). Hij is momenteel als doctor-assistent verbonden aan de universiteit Antwerpen en is tevens referendaris bij het Hof van Cassatie.