De 'grootste herinnering' aan Laren: Brieven van Floris Jespers aan Roosje van Lelyveld - Themanummer Zacht Lawijd, jg. 10 nr. 4
€14.00 (incl. VAT)
Andere klanten kopen ook
Auteur(s): Sjoerd van Faassen & Lien Heyting ISBN: 9789044128796 Het verblijf van de dan vijfentwintigjarige Antwerpse schilder Floris Jespers in het Noord- Hollandse Blaricum tijdens de Eerste Wereldoorlog heeft maar kort geduurd, maar het was lang genoeg om dat najaar 1914 betoverd te raken door de charmes van de kort daarvoor achttien jaar geworden Roosje van Lelyveld, die in het aanpalende Laren woont. Tijdens het bombardement op Antwerpen vlucht Jespers, wiens schilderscarrière net aardig op dreef begint te raken, naar Nederland. Hij logeert bij de schilder Evert Pieters, een studievriend van zijn vader. Nadat de situatie in België enigszins gestabiliseerd lijkt, keert Jespers eind oktober 1914 terug naar Antwerpen. Jespers probeert met brieven het contact met Roosje voort te zetten. Niets, zelfs niet haar eigen dagboek, brengt ons zo dicht bij de jonge Roosje als de brieven die Jespers haar in het najaar van 1914 en het begin van 1915 heeft gestuurd. Jespers’ correspondentie met haar is doortrokken van gruwelijke oorlogsverhalen, maar telkens komt hij als contrast terug op ‘die mooie, korte, maar zoo schoone tijd bij Mr. Pieters doorgebracht’ en ‘de gulle ontvangsten’ bij Roosje thuis. Dan herinnert hij zich ook Roosje: ‘op de groote lange ateliersofa uzelf, met donker kleed, en geribd velouren, vaal garancekleurig lijfje, de handen zaamgevouwen op de overeengelegde knieën en de haren als groote juff er opgedaan, in druk gesprek over schilders. Dien avond was voor mij heerlijk, veel te gauw voorbij.’ Het is duidelijk, Floris is tijdens zijn verblijf als een blok gevallen voor Roosje. En hoewel hij Roosje na zijn terugkeer naar Antwerpen nog een enkele keer gezien heeft, is er geen reactie bekend van Roosje op Jespers’ verwoede pogingen hun contact te continueren. In zijn laatste brief schrijft hij bijna smekend: ‘Denkt je soms wel eens op ons. Voor mij blijven dat eeuwige herinneringen. Mag ik je vragen soms eens te schrijven, wat mij verschrikkelijk veel genoegen zou doen. Wil je?’ Jespers zal een van de bekendste Vlaamse avant-gardekunstenaars uit de eerste helft van de twintigste eeuw worden, maar in 1914 staat hij nog aan het begin van zijn carrière. Zijn stormachtige ontwikkeling als schilder heeft Roosje niet van nabij kunnen meemaken. Maar zij is tijdens een cruciale periode in Jespers’ leven wel degelijk een soort muze voor hem geweest. Over de auteur(s):